maandag

Gegiechel


Lachen is gezond. Giechelen is een vorm van lachen dus je zou zeggen: daar kan weinig mis mee zijn. Arnon Grunberg giechelt om het begrip ‘Nederlandse soevereiniteit’ (Volkskrant, 8 maart). Waarvan akte. 

Meestal valt er in zijn ‘Voetnoten' niet veel te lachen, dus een giechel is mooi meegenomen. Maar als hij uitgegiecheld is, mag hij toch eens precies vertellen wat die soevereiniteit zo komisch maakt. Onze militaire afhankelijkheid van Amerika, of althans van een bondgenootschap waarbinnen Amerika de grootste invloed heeft? De economische suprematie van onze oosterburen? Het één is al het geval sinds het midden van de 20e eeuw, het ander zelfs sinds de eeuw daarvoor. En al die jaren, al die generaties, was onze nationale soevereiniteit kennelijk een laughing matter (of althans een giggling matter).

Zouden Grachtengordel, Gooi en Binnenhof (en buitenpost Manhattan) nu echt denken dat het niet opvalt, die verbetenheid waarmee het Euro-Evangelie tegenwoordig wordt uitgedragen? In NRC en Volkskrant, door kroonjuweelloze (ex-)Democraten 66, ja door vrijwel alle politici rechts van Roemer en links van Wilders …  Mij doen hun doorzichtige eensgezindheid en hun apodictische, tot kotsens toe herhaalde fact free bezweringsformules niet giechelen of grinniken maar eerder grimlachen …  Unisono papegaaien ze Barroso, Van Rompuy, Cohn-Bendit  en Verhofstadt na: er is geen andere weg dan voorwaarts, Europa zal een federatie zijn of ten onder gaan, en Nederland zal eurofederalistisch zijn of niet zijn … So much for democracy: wilt u A of A? U mag het zeggen hoor, maar is een referendum niet wat overdreven?

Volkskrantlezers, trap er niet in: men wil ons doen geloven dat men giechelt maar wat u hoort is geen lach, het is gesteun, gekerm en knersing der tanden. En wat u ziet is geen glimlach maar een verwrongen grimas van angst en frustratie. Men vermaakt zich helemaal niet bij de gedachte aan een referendum over Europa; men voelt zich onbegrepen, men is boos en in paniek. Een enkeling denkt wellicht zelfs al: hadden we maar vaker en vooral eerder gevraagd wat de kiezers ervan vinden … 
Of God van onze premier houdt, kan mij niet boeien, maar of de Nederlanders in meerderheid bereid zijn hun nationale soevereiniteit (onafhankelijkheid, cultuur, identiteit, geschiedenis, democratie) na ruim vier eeuwen bij het oud vuil te zetten, zou ik dolgraag willen weten. Arnon Grunbergs opgewekte kijk op deze kwestie is ons nu bekend.

---------------------------------------------------



zondag

Eigenlijk


Toen ik pas les gaf, gebeurde het al regelmatig dat een cursist zich bij het obligate maar nuttige ‘rondje voorstellen’  als volgt presenteerde:  “Hallo, eehh … mijn naam is eigenlijk Hassan, ik kom eigenlijk uit Marokko en ik doe het cursus ‘NT2 Niveau 2’ eigenlijk omdat ik ben, zeg maar, niet tevreden over mijn Nederlands ...

Anno 2013 gebeurt het nog steeds.

Verwarrend, want moedertaalsprekers nemen het bijwoord ‘eigenlijk’ nogal letterlijk. Ik heb het opgezocht en Van Dale bevestigt wat ik al dacht: in werkelijkheid, in feite, ‘de facto’. In de dagelijkse spreekpraktijk staat er in de directe omgeving dan ook heel vaak een ‘maar’. Dit verband is zo sterk dat, mocht die ‘maar’ onverhoopt niet volgen of voorafgaan, de luisteraar er zelf een bij bedenkt. Dan krijg je zoiets:
Hallo, mijn naam is eigenlijk Hassan, maar in deze cursus wil ik graag Zebedeus de 24genoemd worden - gewoon voor de variatie! Ik kom eigenlijk uit Marokko maar voor de grap wil ik graag dat jullie doen alsof ik uit de binnenlanden van Brazilië kom; als het helpt, kom ik de volgende keer in mijn blote kont en doe ik zo’n schoteltje in mijn onderlip. Ik volg deze cursus eigenlijk omdat ik niet tevreden ben over mijn Nederlands, maar ik zou het op prijs stellen als jullie tegen journalisten en eventuele andere belangstellenden zouden willen zeggen dat ik een oogje heb op prinses Amalia en dat ik, om te zijner tijd een kansje te maken op of naast de Nederlandse troon, de taal natuurlijk héél goed moet spreken. Het is niet waar hoor - geen paniek - maar het klinkt wel lekker belangrijk. Toch?

Waarom heeft dat woord eigenlijk zo’n aantrekkingskracht op leerders van het Nederlands?
Een collega meent dat sommige andere talen gewoon meer woorden nodig hebben om niet kortaf, of zelfs agressief te klinken en dat cursisten als het ware bepaalde versierselen uit hun eigen taal importeren in het Nederlands. Bovendien is dat Nederlands zelf eigenlijk (!) ook vrij rijk aan betekenisloze sfeerwoordjes (wel, eens, maar, hoor, nou, vast, toch, zeker ….). Waarom dan niet ook ‘eigenlijk’? Dat betekent immers heus niet altijd ‘in werkelijkheid’ en lijkt soms weinig tot niets toe te voegen (“Ben jij eigenlijk wel eens in Lissabon geweest?”)  Meer woorden, minder spanning; sociale wasverzachter; vulmiddel om het gezellig te houden. Het is mogelijk …

Of kan het te maken hebben met een Arabisch of Berber woord dat erop lijkt? Want ik heb het voorbeeld van Hassan niet zonder reden gekozen: mijn talloze Spaanstalige, Chinese, Koreaanse en Japanse cursisten (ik doe een willekeurige greep) lijken helemaal geen bijzondere voorkeur te hebben voor dit  ongrijpbare woord, dat overigens ook als bijvoeglijk naamwoord kan optreden:  “Iedereen in Nederland noemt mij Michael maar mijn eigenlijke naam is Moe.”   

Ja, ook echt meegemaakt: 
Docent: “Hallo, ik ben Hans, ik kom uit Nederland en ik woon in Den Haag”  (Les 1)
Cursist: “Hallo, ik ben Moe …. ”
IK BEN MOE! 
(I know the feeling,  wilde ik mompelen, maar ik hield me in.)

Tja, dan is het toch een gelukje dat er alternatieve formules voor handen zijn, zoals: “ik heet Moe” en “mijn naam is Moe”.  Die boden ook soelaas in eerdere, even lachspierprikkelende gevallen als “Ik ben Ben” (“maar ik stotter niet”) en “Ik ben Cy” (buitengewoon originele en creatieve jonge Amerikaan, die lang voor hij naar Nederland kwam had besloten het wat ouderwetse  en pretentieuze Cyrus waarvoor zijn ouders ooit hadden gekozen, met één lettergreep in te korten). Máár … in tegenstelling tot ‘eigenlijk’ mag het handige werkwoord ‘heten’ zich onder beginners helaas niet in grote populariteit verheugen. Mijn cursisten komen, zoals gezegd, uit alle windstreken en werelddelen en voor sprekers van Tagalog en Twi klinkt al dat Europese gebrabbel vrijwel hetzelfde. Voor hen is de tweehonderd kilometer kolkende diepzee die Hoek van Holland scheidt van Harwich, slechts een smal, sloom en ondiep slootje: associaties met wereldtaal Engels liggen voortdurend op de loer! En dan lijkt “dag, ik hate Tim“ te getuigen van een gammel ego, of zelfs van schizo-masochistische trekjes (“die Tim is niet dol op zichzelf …”) Ook al zegt je verstand dat de ene taal de andere niet is, toch voelt het - zeker voor de jongere cursist - als een slechte binnenkomer op feesten en partijen.

Of ze hebben al geleerd dat ‘heet’ ook te maken kan hebben met temperatuur, temperament of seksuele opwinding. Geef toe: “Jij Anita. Ik Tim” is wat magertjes. De inzet van ‘heet’, al dan niet correct gebruikt of begrepen, zou hier best tot het gewenste resultaat kunnen leiden, maar opnieuw: het voelt niet goed - eigenlijk ...   

Wanneer


Of: indien 'als' te gewoontjes is ..

“Als ik thuiskom na mijn werk, drink ik meestal een glas bier. Als we honger krijgen, gaan mijn vrouw en ik naar de keuken en maken we het eten klaar. Als alles klaar is, dekken we de tafel; we scheppen onze borden vol en beginnen te eten. Als we klaar zijn met eten, ruim ik meestal  de tafel af en doe ik alles in de afwasmachine. Als we een paar uur later naar bed gaan, is alles lekker schoon. Als we eenmaal liggen, probeer ik vaak nog wat te lezen, maar meestal val ik al snel in slaap.“

Geen bloedstollend proza – ik geef het toe. Tamelijk lelijk bovendien, met al dat ge-als. Maar  volkomen natuurlijk, authentiek en adequaat als beschrijving van iemands avondroutine.  Je hoort het oom Bob (de borderline autist van de familie) als het ware opzeggen ter gelegenheid van de verjaardag van neef Henk. Voor de vijftigste keer. Terwijl  de andere aanwezigen zachtjes wegdoezelen, of de kamer stiekem verlaten, of wanhopig trachten van de monoloog een gesprek te maken, bij voorkeur over een heel ander onderwerp – maakt niet uit wat …

Maar wat nu als oom Bob als volgt leegloopt?

“Wanneer ik thuiskom na mijn werk, drink ik doorgaans een glas port. Wanneer wij honger krijgen, gaan mijn echtgenote en ik naar de keuken en bereiden wij het diner. Wanneer alles klaar is, dekken wij de tafel; wij scheppen onze borden vol en beginnen te eten. Wanneer wij klaar zijn met eten, ruim ik meestal de tafel af en deponeer ik een en ander in de afwasmachine. Wanneer wij ons een paar uur later ter sponde begeven, is alles heerlijk proper. Wanneer wij eenmaal liggen, tracht ik dikwijls nog wat te lezen, maar meestal word ik al snel door slaap overmand.”

Nu schrikt iedereen wakker! Wat is er gebeurd? Heeft Bob ondanks zijn probleempje een spectaculaire serie promoties gemaakt en zit hij nu in de raad van bestuur van De Nederlandsche Bank? Heeft hij iets veel sterkers gebruikt dan bier of port? Is hij in de ban geraakt van de vroeg achttiende-eeuwse poëzie? Of heeft hij wellicht kennis gekregen aan een voormalig hofdame van Hare Majesteit?

Want zo werkt het voegwoord ‘wanneer’ in onze geliefde moedertaal. Het kán. Het bestaat en het wordt zelfs tamelijk vaak gebruikt. Maar dan toch vooral op papier en/of als we de (zogenaamd zeer on-Nederlandse) aanvechting krijgen om eens een keertje niet ‘gewoon te doen’. Voor als ons ‘gewoon’ bij hoge uitzondering niet gek genoeg is, zeg maar … En dat is kennelijk steeds vaker het geval.  Stak dit ‘deftige wanneer’ vroeger vooral de voorname kop op in politieke redevoeringen, bij prijsuitreikingen en grafredes,  deze eeuw hoor je het ook in televisiecommercials en is het te lezen in bijsluiters en andere gebruiksaanwijzingen.

Ik verdien een deel van mijn dagelijks brood door buitenlanders wegwijs te maken in het Nederlands. Soms valt dat mee, soms ook helemaal niet. De meeste van mijn cursisten spreken Engels, sommigen zijn zelfs van huis uit Engelstalig. In de meeste boekjes voor beginners wordt ‘wanneer’ tegenwoordig gelukkig exclusief gebruikt als vraagwoord (Wanneer vertrekt de bus naar Ter Apel ?) en komen talrijke zinnen voor met het alledaagse voegwoord ‘als’ (dat overigens niet alleen het eenvoudige broertje is van het ‘deftige  wanneer’ maar tot overmaat van ramp ook van dat andere stadhuiswoord …. ‘indien  - maar dit terzijde).  Zodra men echter toe is aan de boekjes voor halfgevorderden, struikelt men als het ware over het chique w-woord. Dit tot grote opluchting van velen want, zeg nou zelf: van when naar wanneer, dat is te overzien. Dat ligt lekkerder op de lip dan dat exotische ‘als’. En ook de Duitstaligen maken een vrolijk dansje, want in hun taal is ‘als’ het equivalent van ons voegwoord ‘toen’ (het verleden-tijd-neefje van als en wanneer). En niets maakt bij het leren van een nieuwe taal zo duizelig als dit soort tijdsverwarring …    

Toch wil ik niet dat mijn cursisten in het Nederlands gaan klinken als uncle Bob on LSD. Wat te doen? Goede raad is duur …  
Het is hier dat ik - nota bene sinds jaar en dag behept met een mild republikeinse gezindheid - nu en dan onze vorstin van stal haal. Nee, dat klinkt te weinig respectvol … dat ik af en toe Koningin Beatrix  gebruik om … Stop! Dat is nog erger …
Het is hier dat ik soms, met een knipoog natuurlijk, het onderscheid maak tussen mijn Nederlands en dat van de Koningin. Zo van: zij zegt ‘wanneer’, ik zeg ‘als’; zij zegt ‘echter’, ik zeg ‘maar’; zij zegt ‘vrijwel’, ik zeg ‘bijna’; zij zegt ‘enkele’ of ‘enige’, ik zeg ‘een paar’  – en ga zo maar door … (want als je je er een beetje in verdiept, blijkt er in ons polderland een hele parallelle taaldimensie te bestaan; eng eigenlijk wel  …)  Ik leg het er natuurlijk dik op want dat moet bij onderwijs. Maar hoe dan ook: het werkt. Er wordt gelachen, men krijgt geleidelijk aan gevoel voor register en – verdraaid – er wordt bij het vrij spreken ineens een stuk minder gewanneerd.  Victorie!

Met die knipoog moet je nog uitkijken trouwens, want die betekent lang niet overal hetzelfde, heb ik inmiddels begrepen. Maar daarover misschien een andere keer …

zaterdag

VERNEDERLAND


De Molukse regering in ballingschap is boos, boos over het voornemen van het ministerie van Defensie om de militairen die in 1977 een einde maakten aan de Molukse treinkaping bij De Punt, een medaille te geven. De Molukse regering noemt de onderscheiding ''ongepast en schandalig''; men is van mening dat de inzet van het geweld “buitensporig, onnodig en zelfs misdadig” was, en noemt de bevrijdingsactie “een doelgerichte executie''.

Een korte geschiedenisles is hier geboden!

Het is waar dat de toenmalige Nederlandse regering op de ochtend van zaterdag 11 juni 1977 ‘on-Nederlands’ hard optrad: mariniers, spervuur, Starfighters. Resultaat: de dood van zes kapers en twee gegijzelden. Maar voor wie het niet heeft meegemaakt, het niet meer weet of het niet wil weten: dit was de gewelddadige ontknoping van een gewelddadig drama dat maar liefst drie weken had geduurd. Gedurende die lange dagen en nachten waren 45 Nederlanders tegen hun wil in een trein vastgehouden en met de dood bedreigd, terwijl in een nabij gelegen lagere school 105 kinderen en vijf onderwijzers zich in een soortgelijke situatie bevonden. Al die mensen wisten waarschijnlijk weinig of niets van ‘de Molukse kwestie’, die kinderen al helemaal niet … Maar veel belangrijker nog: slechts anderhalf jaar daarvoor had, ook in het noorden, een vergelijkbare actie plaatsgevonden, waarbij de gijzelnemers vier mensen in koelen bloede hadden geëxecuteerd - drie volstrekt onschuldige passagiers en de al even onschuldige machinist van de trein. (Dat één van die executies mislukte en het beoogde slachtoffer levend wist te ontkomen, doet niets af aan het wrede feit en aan de onmenselijke intenties van de Molukse activisten.) Ook toen had er trouwens een parallelactie plaatsgevonden: de bezetting van het Indonesische consulaat in Amsterdam, waarbij nog eens een dode viel.

Ongepast? Schandalig? Buitensporig geweld? Misdadig? Doelgerichte executie? Hoe durft men deze woorden in Molukse kring in de mond te nemen? En vooral: hoe is het bestaanbaar dat er in de media en in Den Haag al weer stemmen opgaan die zeggen dat we die onderscheidingen misschien beter niet (nu) hadden moeten geven? Want nu is de Molukse regering in ballingschap boos … In wat voor laf en slap land leven wij eigenlijk? Nederland? VerNederland moet het zijn!! Masochistan!!! “Ja, maar het is al meer dan dertig jaar geleden ...” Des te erger dat de betrokken militairen zó lang op deze erkenning hebben moeten wachten! De Tweede Wereldoorlog ligt al twee keer zo ver achter ons; door de geallieerden werd ook niet zachtzinnig opgetreden, maar voorlopig laat men het aan Duitse zijde wel uit zijn hoofd om in dat verband termen als 'schandalig’ en ‘misdadig' te gebruiken, althans niet publiekelijk (een handjevol zieke geesten daargelaten). Het was en is volstrekt duidelijk wie toen de misdadigers waren, en wie de bevrijders.

Ik ga binnenkort toch eens onderzoeken wat er in moderne geschiedenisboekjes eigenlijk staat over de drama’s van Wijster, De Punt en Bovensmilde. Wat zeg ik? Óf er iets over in staat …