Toen ik pas les gaf, gebeurde het al regelmatig dat een
cursist zich bij het obligate maar nuttige ‘rondje voorstellen’ als volgt presenteerde: “Hallo, eehh … mijn naam
is eigenlijk Hassan, ik kom eigenlijk uit Marokko en ik doe het cursus ‘NT2
Niveau 2’ eigenlijk omdat ik ben, zeg maar, niet tevreden over mijn Nederlands
...
Anno 2013 gebeurt het nog steeds.
Verwarrend, want moedertaalsprekers nemen het bijwoord ‘eigenlijk’ nogal letterlijk. Ik heb het opgezocht en Van Dale bevestigt wat ik al dacht: in werkelijkheid, in feite, ‘de facto’. In de dagelijkse spreekpraktijk staat er in de directe omgeving dan ook heel vaak een ‘maar’. Dit verband is zo sterk dat, mocht die ‘maar’ onverhoopt niet volgen of voorafgaan, de luisteraar er zelf een bij bedenkt. Dan krijg je zoiets:
Hallo, mijn naam is eigenlijk Hassan, maar in
deze cursus wil ik graag Zebedeus de 24e genoemd worden - gewoon
voor de variatie! Ik kom eigenlijk uit Marokko maar voor
de grap wil ik graag dat jullie doen alsof ik uit de binnenlanden van Brazilië
kom; als het helpt, kom ik de volgende keer in mijn blote kont en doe ik zo’n
schoteltje in mijn onderlip. Ik volg deze cursus eigenlijk omdat ik niet
tevreden ben over mijn Nederlands, maar ik zou het op prijs stellen als jullie tegen journalisten en eventuele
andere belangstellenden zouden willen zeggen dat ik een oogje heb op prinses
Amalia en dat ik, om te zijner tijd een kansje te maken op of naast de
Nederlandse troon, de taal natuurlijk héél goed moet spreken. Het is niet waar
hoor - geen paniek - maar het klinkt wel lekker belangrijk. Toch?
Waarom heeft dat woord eigenlijk zo’n aantrekkingskracht op leerders van het Nederlands?
Een collega meent dat sommige andere talen gewoon meer
woorden nodig hebben om niet kortaf, of zelfs agressief te klinken en dat
cursisten als het ware bepaalde versierselen uit hun eigen taal importeren in
het Nederlands. Bovendien is dat Nederlands zelf eigenlijk (!) ook vrij rijk
aan betekenisloze sfeerwoordjes (wel, eens, maar, hoor, nou,
vast, toch, zeker ….). Waarom dan niet ook ‘eigenlijk’? Dat betekent
immers heus niet altijd ‘in werkelijkheid’ en
lijkt soms weinig tot niets toe te voegen (“Ben jij eigenlijk wel eens
in Lissabon geweest?”) Meer
woorden, minder spanning; sociale wasverzachter; vulmiddel om het gezellig te
houden. Het is mogelijk …
Of kan het te maken hebben met een Arabisch of Berber woord dat erop lijkt? Want ik heb het voorbeeld van Hassan niet zonder reden gekozen: mijn talloze Spaanstalige, Chinese, Koreaanse en Japanse cursisten (ik doe een willekeurige greep) lijken helemaal geen bijzondere voorkeur te hebben voor dit ongrijpbare woord, dat overigens ook als bijvoeglijk naamwoord kan optreden: “Iedereen in Nederland noemt mij Michael maar mijn eigenlijke naam is Moe.”
Ja, ook echt meegemaakt:
Docent:
“Hallo, ik ben Hans, ik kom uit Nederland en ik woon in Den Haag” (Les 1)
Cursist:
“Hallo, ik ben Moe …. ”
IK
BEN MOE!
(I know the feeling,
wilde ik mompelen, maar ik hield me in.)
Tja, dan is het toch een gelukje dat er alternatieve formules voor handen zijn, zoals: “ik heet Moe” en “mijn naam is Moe”. Die boden ook soelaas in eerdere, even lachspierprikkelende gevallen als “Ik ben Ben” (“maar ik stotter niet”) en “Ik ben Cy” (buitengewoon originele en creatieve jonge Amerikaan, die lang voor hij naar Nederland kwam had besloten het wat ouderwetse en pretentieuze Cyrus waarvoor zijn ouders ooit hadden gekozen, met één lettergreep in te korten). Máár … in tegenstelling tot ‘eigenlijk’ mag het handige werkwoord ‘heten’ zich onder beginners helaas niet in grote populariteit verheugen. Mijn cursisten komen, zoals gezegd, uit alle windstreken en werelddelen en voor sprekers van Tagalog en Twi klinkt al dat Europese gebrabbel vrijwel hetzelfde. Voor hen is de tweehonderd kilometer kolkende diepzee die Hoek van Holland scheidt van Harwich, slechts een smal, sloom en ondiep slootje: associaties met wereldtaal Engels liggen voortdurend op de loer! En dan lijkt “dag, ik hate Tim“ te getuigen van een gammel ego, of zelfs van schizo-masochistische trekjes (“die Tim is niet dol op zichzelf …”) Ook al zegt je verstand dat de ene taal de andere niet is, toch voelt het - zeker voor de jongere cursist - als een slechte binnenkomer op feesten en partijen.
Of ze hebben al geleerd dat ‘heet’ ook te maken kan hebben met temperatuur, temperament of seksuele opwinding. Geef toe: “Jij Anita. Ik Tim” is wat magertjes. De inzet van ‘heet’, al dan niet correct gebruikt of begrepen, zou hier best tot het gewenste resultaat kunnen leiden, maar opnieuw: het voelt niet goed - eigenlijk ...

Geen opmerkingen:
Een reactie posten